internetbankierde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·net·ban·kier·de

Werkwoord

vervoeging van
internetbankieren

internetbankierde

  1. enkelvoud verleden tijd van internetbankieren
    • Ik internetbankierde. 
    • Jij internetbankierde. 
    • Hij, zij, het internetbankierde.