internationaliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·na·ti·o·na·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
internationaliseren

internationaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internationaliseren
    • Ik internationaliseer. 
  2. gebiedende wijs van internationaliseren
    • Internationaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internationaliseren
    • Internationaliseer je?