internationaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·na·ti·o·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
internationaliseren |
internationaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internationaliseren
- Ik internationaliseer.
- gebiedende wijs van internationaliseren
- Internationaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internationaliseren
- Internationaliseer je?