Naar inhoud springen

intermedieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·me·di·eert

Werkwoord

vervoeging van
intermediëren

intermedieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intermediëren
    • Jij intermedieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intermediëren
    • Hij intermedieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van intermediëren
    • Intermedieert! 

Gangbaarheid