instigeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: instigeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·sti·geert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
instigeren |
instigeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instigeren
- Jij instigeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instigeren
- Hij instigeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van instigeren
- Instigeert!