inspecteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·spec·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
inspecteren

inspecteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van inspecteren
    • Ik inspecteerde. 
    • Jij inspecteerde. 
    • Hij, zij, het inspecteerde.