inspecteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inspecteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·spec·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inspecteren |
inspecteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspecteren
- Ik inspecteer.
- gebiedende wijs van inspecteren
- Inspecteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspecteren
- Inspecteer je?