inriepen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·rie·pen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inroepen |
inriepen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inroepen
- ...dat wij inriepen.
- ...dat jullie inriepen.
- ...dat zij inriepen.
- ...dat wij inriepen.
vervoeging van |
---|
inroepen |
inriepen