innoveert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·no·veert

Werkwoord

vervoeging van
innoveren

innoveert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van innoveren
    • Jij innoveert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van innoveren
    • Hij innoveert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van innoveren
    • Innoveert!