inmengt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·mengt

Werkwoord

vervoeging van
inmengen

inmengt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inmengen
    • ... dat jij inmengt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inmengen
    • ... dat hij inmengt.