inlazen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·la·zen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inlezen |
inlazen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inlezen
- ...dat wij inlazen.
- ...dat jullie inlazen.
- ...dat zij inlazen.
- ...dat wij inlazen.
vervoeging van |
---|
inlezen |
inlazen