inkomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·komt

Werkwoord

vervoeging van
inkomen

inkomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkomen
    • ... dat jij inkomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkomen
    • ... dat hij inkomt.