inklaarde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·klaar·de

Werkwoord

vervoeging van
inklaren

inklaarde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inklaren
    • ... dat ik inklaarde. 
    • ... dat jij inklaarde. 
    • ... dat hij, zij, het inklaarde.