inkeek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·keek

Werkwoord

vervoeging van
inkijken

inkeek

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inkijken
    • ... dat ik inkeek. 
    • ... dat jij inkeek. 
    • ... dat hij, zij, het inkeek.