inkijken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·kij·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkijken
keek in
ingekeken
klasse 1 volledig

Werkwoord

inkijken [1]

  1. overgankelijk vluchtig kennisnemen van de inhoud van (vooral van een boek of geschrift)
  2. met de ogen waarnemen
     Verder had ik niet echt het gevoel dat ik veranderd was, ik had eerder het gevoel dat ik mezelf had herontdekt. Ik voelde me weer zoals ik als kind was. Mijn ogen heropend en vol verwondering de wereld inkijkend.[2]
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de inkijkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inkijk

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be