ingleed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·gleed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inglijden |
ingleed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inglijden
- ... dat ik ingleed.
- ... dat jij ingleed.
- ... dat hij, zij, het ingleed.
- ... dat ik ingleed.
- ▸ Blijkbaar werkte mijn actie wel, dus ik schopte nogmaals wat zand waardoor de ratelslang sierlijk de struiken ingleed.[1]
Gangbaarheid
- Het woord ingleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers