informatiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·for·ma·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
informatiseren

informatiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van informatiseren
    • Ik informatiseer. 
  2. gebiedende wijs van informatiseren
    • Informatiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van informatiseren
    • Informatiseer je? 

Gangbaarheid