informatiseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·for·ma·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
informatiseren
informatiseerde
geïnformatiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

informatiseren

  1. (informatica) automatiseren met behulp van computers en informatiesystemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen