infantiliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·fan·ti·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
infantiliseren

infantiliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van infantiliseren
    • Ik infantiliseer. 
  2. gebiedende wijs van infantiliseren
    • Infantiliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van infantiliseren
    • Infantiliseer je? 

Gangbaarheid