Naar inhoud springen

ineenvouwden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·een·vouw·den

Werkwoord

vervoeging van
ineenvouwen

ineenvouwden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van ineenvouwen
    • ...dat wij ineenvouwden. 
    • ...dat jullie ineenvouwden. 
    • ...dat zij ineenvouwden. 

Gangbaarheid