inbonden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·bon·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inbinden |
inbonden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inbinden
- ...dat wij inbonden.
- ...dat jullie inbonden.
- ...dat zij inbonden.
- ...dat wij inbonden.
vervoeging van |
---|
inbinden |
inbonden