inblies
Uiterlijk
- in·blies
vervoeging van |
---|
inblazen |
inblies
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inblazen
- ... dat ik inblies.
- ... dat jij inblies.
- ... dat hij, zij, het inblies.
- ... dat ik inblies.
- Het woord inblies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.