importeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
importeren |
importeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van importeren
- Ik importeer.
- gebiedende wijs van importeren
- Importeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van importeren
- Importeer je?