imponerer

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • im·po·ne·rer
Naar frequentie 16976

Werkwoord

imponerer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van imponere


Noors

Woordafbreking
  • im·po·ne·rer
Naar frequentie 21313

Werkwoord

imponerer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van imponere


Nynorsk

Woordafbreking
  • im·po·ne·rer

Werkwoord

imponerer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van imponere