implementeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·ple·men·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
implementeren |
implementeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van implementeren
- Ik implementeer.
- gebiedende wijs van implementeren
- Implementeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van implementeren
- Implementeer je?