imiteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- imi·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
imiteren |
imiteerde
- enkelvoud verleden tijd van imiteren
- Ik imiteerde.
- Jij imiteerde.
- Hij, zij, het imiteerde.
- Ik imiteerde.
vervoeging van |
---|
imiteren |
imiteerde