ijsdanste
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ijs·dans·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ijsdansen |
ijsdanste
- enkelvoud verleden tijd van ijsdansen
- Ik ijsdanste.
- Jij ijsdanste.
- Hij, zij, het ijsdanste.
- Ik ijsdanste.
vervoeging van |
---|
ijsdansen |
ijsdanste