humaniseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·ma·ni·seer

Werkwoord

vervoeging van
humaniseren

humaniseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van humaniseren
    • Ik humaniseer. 
  2. gebiedende wijs van humaniseren
    • Humaniseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van humaniseren
    • Humaniseer je? 

Gangbaarheid