houthakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hout·hakt

Werkwoord

vervoeging van
houthakken

houthakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houthakken
    • ... dat jij houthakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houthakken
    • ... dat hij houthakt.