hopsa

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hop·sa
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

hopsa

  1. uitroep als iets makkelijk en snel lijkt te kunnen gebeuren
    • Nadat de oncoloog gearriveerd is, gaat het snel. Mijn hart en bloed zijn nog oké, maar ik reageer veel te heftig op de chemo en droog uit. Dus hopsa; weer een infuus en op zaal wordt een bed gereed gemaakt. Ik word opgenomen. [1] 
    • De Japanners namen een zeer jonge zebravis omdat die transparant zijn. De baby kreeg een fluorescerend middel toegediend dat het activeren neuronen doet oplichten. Vervolgens werd de zebravis een ordinair stukje aas, in dit geval een protozoa, voorgehouden en hopsa… de vis begon te denken aan een snack: [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen