homologeerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·mo·lo·geer·den

Werkwoord

vervoeging van
homologeren

homologeerden

  1. meervoud verleden tijd van homologeren
    • Wij homologeerden. 
    • Jullie homologeerden. 
    • Zij homologeerden.