hollebolle gijzen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hol·le·bol·le gij·zen
Woordherkomst en -opbouw
  •  hollebolle gijs zn  met de uitgang -en, waarbij de slotmedeklinker stemhebbend wordt

Zelfstandig naamwoord

de hollebolle gijzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hollebolle gijs
     De Rotterdamse rector magnificus prof. dr. P. W. Klein: „De publieke opinie beschouwt de universiteiten en hoge scholen zo langzamerhand als navelstarende hollebolle gijzen, die luidschreeuwend anderen verwijten maken over problemen en ze in het leven roepen in plaats van ze op te lossen.”[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 augustus 2023 Weblink bron Openingsredes academisch jaar: pijlen van gram naar „Den Haag” in: Nederlands dagblad op Wikipedia, jrg. 31 nr. 6677 (10 september 1974), Stichting Nederlands Dagblad, Amersfoort, p. 7 kol. 1