hoestte
Uiterlijk
- hoest·te
vervoeging van |
---|
hoesten |
hoestte
- enkelvoud verleden tijd van hoesten
- Ik hoestte.
- Jij hoestte.
- Hij, zij, het hoestte.
- Ik hoestte.
- Het woord hoestte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.