hielden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hiel·den

Werkwoord

vervoeging van
houden

hielden

  1. meervoud verleden tijd van houden
    • Wij hielden. 
    • Jullie hielden. 
    • Zij hielden. 
vervoeging van
hielen

hielden

  1. meervoud verleden tijd van hielen
    • Wij hielden. 
    • Jullie hielden. 
    • Zij hielden.