hertrouwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·trouwt

Werkwoord

vervoeging van
hertrouwen

hertrouwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hertrouwen
    • Jij hertrouwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hertrouwen
    • Hij hertrouwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hertrouwen
    • Hertrouwt!