herloopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·loopt

Werkwoord

vervoeging van
herlopen

herloopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herlopen
    • Jij herloopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herlopen
    • Hij herloopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van herlopen
    • Herloopt! 

Gangbaarheid