herhuisvestte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·huis·vest·te

Werkwoord

vervoeging van
herhuisvesten

herhuisvestte

  1. enkelvoud verleden tijd van herhuisvesten
    • Ik herhuisvestte. 
    • Jij herhuisvestte. 
    • Hij, zij, het herhuisvestte.