herbevestigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·be·ves·tigt

Werkwoord

vervoeging van
herbevestigen

herbevestigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbevestigen
    • Jij herbevestigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbevestigen
    • Hij herbevestigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van herbevestigen
    • Herbevestigt! 

Gangbaarheid