herbegint

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·be·gint

Werkwoord

vervoeging van
herbeginnen

herbegint

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbeginnen
    • Jij herbegint. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbeginnen
    • Hij herbegint. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van herbeginnen
    • Herbegint!