hengelde
Uiterlijk
- hen·gel·de
vervoeging van |
---|
hengelen |
hengelde
- enkelvoud verleden tijd van hengelen
- Ik hengelde.
- Jij hengelde.
- Hij, zij, het hengelde.
- Ik hengelde.
- Het woord hengelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.