Naar inhoud springen

heb

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heb

Werkwoord

vervoeging van
hebben

heb

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hebben
    • Ik heb. 
  2. gebiedende wijs van hebben
    • Heb! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hebben
    • Heb je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be