harnast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • har·nast

Werkwoord

vervoeging van
harnassen

harnast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harnassen
    • Jij harnast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harnassen
    • Hij harnast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van harnassen
    • Harnast!