Naar inhoud springen

hakketeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hak·ke·teert

Werkwoord

vervoeging van
hakketeren

hakketeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hakketeren
    • Jij hakketeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hakketeren
    • Hij hakketeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hakketeren
    • Hakketeert! 

Gangbaarheid