gitaren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gi·ta·ren

Zelfstandig naamwoord

de gitarenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gitaar
     De gitaren kwamen al snel tevoorschijn, het kampvuur werd aangestoken en van mijn geplande 40 kilometer is die dag weinig terechtgekomen.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia