geruststelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·rust·stelt

Werkwoord

vervoeging van
geruststellen

geruststelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geruststellen
    • ... dat jij geruststelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geruststellen
    • ... dat hij geruststelt.