germaniseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ger·ma·ni·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
germaniseren

germaniseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van germaniseren
    • Ik germaniseerde. 
    • Jij germaniseerde. 
    • Hij, zij, het germaniseerde.