gereedmaakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·reed·maakt

Werkwoord

vervoeging van
gereedmaken

gereedmaakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedmaken
    • ... dat jij gereedmaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedmaken
    • ... dat hij gereedmaakt. 

Gangbaarheid