gelders

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Gelders


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gel·ders
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de geldersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gelder
      Wy zijn kijkers, maar niet zonder gevaar van gelders ook te worden: 't en zy wy alreedts daar onder getelt moogen worden.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. brief aan Justus Baak (20 januari 1635) in: Brieven van P. C. Hooft, ridder van St. Michiel, drost van Muiden, baljuw van Goeiland, enz.. (1701), J. Bosch, Haarlem, p. 367