Naar inhoud springen

frutselt

Uit WikiWoordenboek
  • frut·selt
vervoeging van
frutselen

frutselt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frutselen
    • Jij frutselt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frutselen
    • Hij frutselt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van frutselen
    • Frutselt!