fremtidigt

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • frem·ti·digt
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense bijvoeglijk-naamwoordsvorm met het voorvoegsel frem-

Bijvoeglijk naamwoord

fremtidigt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van fremtidig