franchisen
Uiterlijk
- Geluid: franchisen (hulp, bestand)
- fran·chi·sen
- uit het Frans
franchisen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
franchisen |
franchisede |
gefranchised |
zwak -d | volledig |
- (economie) zakendoen waarbij een ondernemer (de franchisenemer) een contract sluit met de eigenaar van een handelsnaam (de franchisegever) die de franchisenemer het recht geeft om tegen betaling een zaak met die handelsnaam te exploiteren
- ▸ Ook minister Kamp van Economische Zaken zei onlangs in een brief aan de Tweede Kamers dat hij signalen ontvangt dat franchisegevers bewust aansturen op het falen van hun franchisenemers. De minister zegt begin 2015 met een voorstel voor een nieuwe gedragscode voor franchisen te komen.[1]
- ▸ De komende jaren hoopt Schaepman de Tribes-formule te franchisen buiten Europa. Zo denkt hij tweeduizend filialen naar honderd landen te kunnen brengen.[2]
- ▸ De scooters werden bestuurd door studenten en langdurig werklozen. De inkomsten moesten worden verdiend met de verhuur van de reclameborden en het franchisen van de scooters.[3]
- Het woord franchisen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Franchisenemers slepen moederbedrijf voor de rechter” (16-12-2014), NOS
- ↑ Weblink bron David Bremmer“Flexplekverhuurder zet verbod op #MeToo-gedrag in huurcontract” (14-11-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron Laura Walburg“Scooterdienst Hopper is bankroet” (19 juli 2013), Het Parool